Naar het hoger onderwijs: zo zet je leerlingen uit kansengroepen op weg

Niet elke leerling die naar het hoger onderwijs trekt, haalt uiteindelijk een diploma. Kansarme leerlingen hebben het bij die overstap beduidend lastiger dan hun leeftijdsgenoten. Hoe zorg je er in het secundair al voor dat je leerlingen later niet verloren lopen? 4 tips van Fevzi Yildirim, directeur van Lucernacollege Campus INNOVA in Anderlecht en Karel De Volder, Contactpunt Interculturaliteit KU Leuven.

1.Werk aan zelfbeeld en zelfvertrouwen

Eugene and Louise

Versterk je leerlingen en verklein de thuisimpact. Leerlingen die zichzelf kunnen inschatten en in zichzelf geloven, komen verder.

Fevzi Yildirim: “Veel van onze leerlingen groeien op in een moeilijke context. Hun ouders moeten vechten om elke maand de huur te betalen en hun kinderen een gevulde brooddoos mee te geven. Dan mis je de bandbreedte om met een heldere blik naar de toekomst van je kinderen te kijken en hen te helpen om hun ambities waar te maken. Het is helaas zo dat de plek van je wieg in sterke mate je toekomst bepaalt. Als school proberen we dat te counteren door in te zetten op welbevinden. De leerlingbegeleiding draait hier op volle toeren. Want hoe sterker je leerlingen staan, hoe kleiner de impact van hun thuissituatie.”

“Ons publiek heeft overwegend Noord-Afrikaanse roots, wat overeenstemt met de realiteit in Anderlecht. In onze school vind je meer dan 40 nationaliteiten. Maar leerlingen benaderen op basis van hun etnische afkomst werkt stigmatiserend. Het zegt ook heel weinig. Het opleidingsniveau van de ouders en de socio-economische thuissituatie zijn wél relevante factoren. We proberen die ouders te versterken met kleine initiatieven, zoals taallessen voor de moeders of infomomenten rond studiekeuze. Toch heb je vooral invloed op je leerlingen. Als zij stevig in hun schoenen staan, maken ze zélf het verschil.”

Karle De Volder: “Aandacht voor welbevinden mag niet stoppen aan de poort van het hoger onderwijs. Onderzoek en ervaring leren ons dat studenten met een migratieachtergrond zich minder snel identificeren met hun universiteit. Ze vinden het belangrijk dat ze met vragen over de leerstof bij iemand terecht kunnen, maar tegelijk vinden ze het een voordeel dat ze aan een grote universiteit minder snel in de kijker lopen. Cruciaal dus dat je ze een vertrouwde omgeving biedt waar ze wél durven aankloppen voor hulp.

“Dat betekent niet dat we voortdurend acties opzetten die zich specifiek richten op studenten met een migratieachtergrond. Studenten willen geen aparte behandeling op basis van hun roots. Dat is maar 1 aspect van hun identiteit. Moslima’s hebben vaker vragen over residenties waar uitsluitend vrouwelijke studenten verblijven, en het voelt vertrouwd als je je kan aansluiten bij een studentenvereniging waar je mensen met dezelfde achtergrond tegen het lijf loopt. Maar als je inzet op de relatie tussen docent en student, op een leefbare campus of heldere communicatie, is dat positief voor élke student.”

Fevzi Yildirim: “We werken op school ook aan een realistisch zelfbeeld. Veel leerlingen onderschatten zichzelf en durven niet hoog genoeg te mikken. Wat je op het eerste gezicht misschien niet zou verwachten, is dat een deel van onze leerlingen zichzelf ook óverschat. Zonder referentiepunten of advies van hun omgeving missen sommige leerlingen inzicht in hun eigen capaciteiten. En hun ouders volgen hen in die droom omdat ze zelf te weinig weten over het hoger onderwijs. Een bso-leerling die advocaat wil worden? Niet onmogelijk, maar dan toch via een realistisch traject met voldoende tussenstappen.”

“Op het einde van het zesde jaar spreekt de klassenraad zich uit over de studiekeuze van onze leerlingen. Natuurlijk hebben we geen glazen bol, maar we kunnen wel inschatten hoe haalbaar hun keuze is. Veel van onze leerlingen kiezen voor een economische richting omdat ze daarin een manier zien om ‘vooruit te komen’. Vaak beseffen ze niet dat de talencomponent daar vaak een struikelblok vormt en dat ze in een wetenschappelijke richting net méér kansen creëren voor zichzelf.”

Karle De Volder: “Wie voldoende financieel comfort heeft, durft sneller keuzes te maken zonder aan centen te denken. Studenten die het thuis minder breed hebben, zetten hun persoonlijke interesses vaker aan de kant in de hoop op financiële zekerheid. Helaas zie je dat ze daardoor vaker fout kiezen en met een minder optimale motivatie in bijvoorbeeld rechten of economie belanden.”

2.Taal, taal en nog eens taal

Eugene and Louise

Stoom je leerlingen klaar om cursussen te ontcijferen en papers te schrijven in het hoger onderwijs. Vaak is die overgang te bruusk, zeker voor leerlingen met een andere thuistaal.

Fevzi Yildirim: “Al onze eerstejaars leggen een taaltoets af. Wat blijkt: heel wat leerlingen starten met 2 jaar taalachterstand. Een probleem dat steeds groter wordt als je het door de vingers ziet. Leerlingen spartelen door het secundair met hun beperkte kennis van het Nederlands en stagneren zelfs voor taal. Die achterstand betalen ze cash als ze naar het hoger onderwijs trekken. Daarom staat de vrije ruimte in de eerste en de tweede graad in het teken van taal. We maken ons sterk dat we er tegen het einde van de tweede graad in slagen om die achterstand grotendeels weg te werken.”

“In de derde graad richten we onze pijlen op academisch Nederlands. Door onze leerlingen in elk vak te confronteren met termen en instructietaal die stilaan complexer worden. En met gerichte lessen waarin ze leren hoe je een goede paper schrijft. Vaardigheden die we ze natuurlijk ook meteen laten toepassen. Op dit moment werken we nog met eigen lesmateriaal. Vanaf volgend schooljaar geeft een docent van UHasselt hier gastlessen.”

Karle De Volder: “Niet enkel studenten met een andere thuistaal hebben het lastig. Wie een minder typische vooropleiding volgde, ondervindt vaker moeilijkheden. En ook de sociaal-economische achtergrond blijkt een rol te spelen. Daarnaast heb je natuurlijk ‘taal’ en ‘taal’. Denk maar aan examens met meerkeuzevragen: de nuanceverschillen tussen verschillende antwoorden zijn vaak erg klein. Dan moet je heel precies begrijpen wat er staat.”

“Onder andere daarom hebben we een werkgroep taalbeheersing Nederlands opgericht. We zien een grotere instroom van studenten met een taalachterstand. En talige competenties worden voor élke student belangrijker in onze communicatiemaatschappij. 2 deeltijdse medewerkers ondersteunen de faculteiten. Om les te geven op een taalontwikkelende manier, curricula te scannen op obstakels of te bepalen welke hulpmiddelen nuttig zijn voor studenten.”

“Voor starters bieden we een zomercursus Academisch Nederlands aan. Ook lessen Wetenschappelijk Schrijven duiken steeds vaker op in het curriculum. En als student heb je elk academiejaar ook recht op contactmomenten bij het Academisch Schrijfcentrum waar je begeleiding krijgt om je paper uit te schrijven. Een idee waar we nog mee spelen is om niveau 6 van NT2 als keuzevak aan te bieden binnen het curriculum, specifiek voor anderstaligen. Zo krijgen studenten de kans om hun taal te verfijnen zonder hun pakket te verzwaren.”

3.Toon rolmodellen

Eugene and Louise

Eerst zien en dan geloven. Breng je leerlingen in contact met inspirerende rolmodellen met een geloofwaardig verhaal.

Karle De Volder: “Ons aanvoelen is dat de modale student vaker doorzet vanuit de overtuiging dat alles uiteindelijk wel goed komt. Pionierstudenten – de eersten in hun familie die hoger onderwijs volgen – hebben veel minder vertrouwen in de goede afloop omdat ze geen kracht kunnen putten uit voorbeelden in hun omgeving. Daarom zetten we in op initiatieven zoals de A-crew, een team van pionierstudenten en studenten met een migratieachtergrond. Zij trekken bijvoorbeeld naar scholen om hun verhaal te vertellen. Of #IMakeKULeuven, een project dat de diversiteit binnen onze organisatie in de kijker zet.”

Fevzi Yildirim: “⅓ van ons team heeft een migratieachtergrond. Een bewuste keuze, want zo toon je aan je leerlingen elke dag dat het kan. Die zeldzame rolmodellen wil elke school natuurlijk graag voor de klas, maar ze zijn erg moeilijk te vinden. We nemen deel aan ‘Ketjes met Talent’, een Brussels project waarbij leerlingen van de derde graad proeven van lesgeven. Ik hoop dat we steeds meer mensen uit de buurt kunnen aannemen, maar die zijn voorlopig dun gezaaid. Een oud-leerling is intussen onze collega. Een hoopgevend teken dat het werkt.”

“Daarnaast nodigen we ook externen uit om met onze leerlingen in gesprek te gaan. Een ingenieur, maar even goed een verpleger. Het is niet onze ambitie om enkel toekomstige advocaten en artsen af te leveren. Wel om elke leerling een pad te helpen kiezen dat aansluit bij zijn talenten, interesses en capaciteiten.”

Karle De Volder: “Er is nog werk aan de winkel, op alle niveaus. Het is cruciaal dat leraren zélf geloven in hun leerlingen en hun ambities durven voeden. Als Ahmed en Adriaan allebei slecht scoren, krijgt Ahmed toch vaker te horen dat de richting Handel ‘iets voor hem’ is, of dat hij in een tso-richting beter tot zijn recht zal komen. Een uitspraak die gevoelig ligt, maar bij een leerling met een migratieachtergrond blijkt een klassenraad sneller geneigd om de waterval zijn werk te laten doen dan bij een leerling met een sterke thuis.”

4.Dicht de kloof

Eugene and Louise

Bouw een sterk netwerk rond je school. Met bedrijven, hogescholen en socio-culturele organisaties. Zo wordt de overstap naar de ‘echte’ wereld minder groot.

Fevzi Yildirim: “Veel van onze leerlingen groeien op in een bubbel die nefast is voor hun ontwikkeling. In hun omgeving heeft bijna iedereen een migratieachtergrond en is er veel kansarmoede. De manier van denken en leven die ze daar zien, botst met de wereld daarbuiten. Het gevaar is reëel dat die kinderen afhaken. Het is onze taak om hun wereld open te breken. Daarom zetten we in op samenwerking met externe partners. Vorig jaar startten we met Brussels onderwijs offensief. Een platform met Odisee, UNIZO, MediaNet Vlaanderen, OnderwijsCentrum Brussel, Gluon, Bozar, noem maar op. Op dit moment zijn we de enige secundaire school in dat platform, maar we willen graag met Brusselse scholen uit elk net samenwerken.”

“De drempel tussen de verschillende onderwijsniveaus is vaak hoog. Bij problemen wijst iedereen elkaar met de vinger. De hogescholen begeleiden hun studenten te weinig. Of de secundaire school legt de lat te laag en springt laks om met attesten. Dat gebrek aan dialoog pakken we aan door leraren samen te brengen. We halen docenten van de hogeschool naar onze school. Een gastles is voor de leerlingen soms een stevige realitycheck. Vanaf dit jaar trekken onze leerlingen op woensdagnamiddag naar VUB voor colleges die aansluiten bij hun interesses en opleiding. En wie een extra uitdaging nodig heeft, kan zijn project voor onderzoekscompetenties laten evalueren door docenten van de hogeschool.”

“Onze aso-leerlingen van de derde graad kunnen een week op stage dankzij onze partners. Humane Wetenschappen trekt naar de VRT, de wetenschappers naar Technopolis. Voor de pool moderne talen werken we samen met Odissee. Onze leerlingen nemen er deel aan een Engelstalig programma. Samen met de studenten van de hogeschool nemen ze deel aan workshops en bereiden ze een presentatie in het Engels voor. Zo leren alle leerlingen samenwerken met mensen die ze in het dagelijkse leven minder vaak ontmoeten. ”

Karle De Volder: “Als we van integratie een écht succesverhaal willen maken, moet het hoger onderwijs onze maatschappij weerspiegelen. Zo krijg je automatisch meer rolmodellen die een zichtbare plek innemen in het onderwijs én het bedrijfsleven. Gaat minder talent verloren en laat je jongeren zien wat allemaal mogelijk is als ze in zichzelf geloven.”

 

Dit artikel kwam tot stand in een samenwerking tussen Veranderwijs en Klasse. Klasse is een multimediaal magazine over en voor onderwijs. 

Type locatie:

Comments

Je moet ingelogd zijn om te kunnen reageren