Een nieuwe school, een nieuw geluid: back to basics (VIDEO)

Basisschool Kosmos ligt in het midden van het Nachtegalenpark. Een nieuwe, jonge school met een ecologisch uitgangspunt.

Kernboodschap

Kosmos is een sterk leerlinggerichte school; een school die volop inzet op ecologie en op een hoog welbevinden van het volledige schoolteam. Het is een school waar de poetsvrouw deel uitmaakt van het team logistiek, waar iedereen betrokken is en waar het kind eigenaar is van zijn eigen leerproces. Leerkrachten werken in zelfsturende teams waarbinnen zij kunnen inzetten op hun eigen talenten. Deze teams vormen de motor van de school; de levende visie die zij hanteren is de brandstof. Dit is een school van back to basics.

Algemene gegevens

Kosmos, nieuw opgerichte basisschool, Stedelijk Onderwijs Antwerpen, 03/820.81.50 – [email protected]

Extra lectuur: “Passie maakt het verschil”, Linda Avet, in “Kleuters & ik”, jrg 32/4, 2015/16, p. 26-31, uitg. CEGO

Aan het woord

Directeur Linda Avet

“De mensen die in de school staan, moeten de vernieuwing willen. Als dat niet zo zou zijn, dan lukt geen vernieuwing. Het lijkt simpel, en dat is het ook.”

Portret

1. Vat krachtig samen waarin je vernieuwend bent.

Een nieuwe school, een nieuw geluid

Een nieuwe school heeft het voordeel dat je niet aan bestaande structuren moet zitten sleutelen, dat je niet af te rekenen hebt met interne weerstand. Je kunt iets nieuws uit de grond stampen. De aanleiding voor de oprichting was het capaciteitstekort in Antwerpen. Er kwamen 5 nieuwe scholen bij. Op de vacatures kwamen allerlei leerkrachten af, sommigen omwille van de nabijheid, anderen omwille van de kans om iets ‘nieuws’ op te richten. Ik kreeg de kans om die 5 scholen te leiden. Bij de eerste ontmoeting vroeg ik bij de kennismaking aan de leerkrachten om hun droomschool te tekenen, vanuit den buik. Achteraf bekeken is dit ons ‘kippenvelmoment’ geweest. Want iedereen leek zich te herkennen in wat op tafel kwam, het gedeeld gevoel van: “ik wist niet dat er nog andere mensen rondliepen met dezelfde ideeën over onderwijs en opvoeding”. Het klikte onmiddellijk tussen gelijkgestemde en gepassioneerde mensen. We hebben de vernieuwing kunnen waarmaken omdat er van bij de start een goede match was.

We hebben de maanden nadien deze ideeën goed doorgesproken en vertaald naar een pedagogisch project. De rode draad was en is: back to basics, terug nadenken over het leven, wat mensen gelukkig maakt, wat de wereld nodig heeft. En bovenal: laat ons goed kijken naar wat onze kinderen nodig hebben. En dit als uitgangspunt nemen voor alles wat we doen. Ook de plaats van de natuur is belangrijk, onze school bevindt zich immers in het Nachtegalenpark. We bouwen een 'eco-verhaal' uit: school in de natuur, natuur in de school. Dat dringt in alle geledingen door, van aankoop- en gezondheidsbeleid tot hoe we met elkaar omgaan.

We zijn gaandeweg gegroeid, begonnen met 2,5- tot 3-jarigen en twee leerlingen in het eerste leerjaar. Dit schooljaar (2016-17) starten we eindelijk met het 5de leerjaar.

(c) Kosmos

Doorleefde visie

Alle participanten hebben mee de visie uitgebouwd, zodat die ook door hen allen gedragen wordt. Iedereen bewaakt die visie op een actieve manier, op dagelijkse basis. Op onze teamvergaderingen proberen we alles wat we doen terug te koppelen naar onze visie. Zo stelde onlangs iemand: “binnen zelfstandig werken heb ik het gevoel dat we onze visie aan het verliezen zijn, klopt het nog allemaal met wat we voor ogen hadden?” De jongere leerkrachten hadden het gevoel dat dat door hen kwam, doordat zij nieuw waren. Ze hebben dat geuit, er is op doorgeboomd, “wat maakt dat jullie dat gevoel gekregen hebben?” Zo raken onzekerheden, wrevels of irritaties tijdig uitgeklaard.

 

Constructieve communicatie

Communicatie is in onze school een erg belangrijk thema. Het is een basishouding. We zetten de principes van geweldloze communicatie in. Dat heeft zijn consequenties tot op het niveau van elk gesprek tussen om het even wie. “Jij bent niet geïnteresseerd” wordt dan “ik heb de indruk dat je er niet goed bij zit, klopt dat?” Daar willen wij ons continu in bekwamen.

Omdat wij deze manier van communiceren voortdurend voorleven, verwachten we die ook van ouders naar ons toe. Als ze eerder op een beschuldigende toon spreken, proberen we dat te keren. Als het te ver gaat, zeggen we dat we de manier waarop niet aanvaarden, ook al luisteren we naar de boodschap. We wijzen op de mogelijke effecten van dit soort negatieve communicatie. En ik moet zeggen dat deze vorm van helder en respectvol communiceren ‘besmettelijk’ en aanstekelijk werkt: je neemt het snel over. We halen geregeld externe expertise in huis om ons hier verder in te bekwamen. Want deze vorm van communiceren is uiteraard iets wat niet altijd lukt, dat je moet blijven proberen.

(c) Kosmos

 

2. Waarin ben je als school uitmuntend? Wat maakt dat je anders bent dan de anderen?

De leerling en zijn leerproces centraal

'Leerlinggericht' zal iedere school wel zijn, maar wij drijven het echt door. Er is heel veel ruimte voor differentiatie, we zetten sterk in op de zelfstandige en zelfsturende houding van de leerling. Het kind als eigenaar van zijn eigen leerproces. Dit vinden we trouwens ook voor de leerkracht belangrijk.

Een voorbeeld van hoe we dit uitwerken is het weekplan dat elke leerling in het lager voor zichzelf opstelt. Bepaalde leerlingen hebben geen instructie meer nodig, anderen wel, en die worden dan extra begeleid. Dit geven we al van in de kleuterklas een aanzet. Het aantal taken verschilt dus naargelang van eigen kunnen en mogelijkheden. We werken met leeftijds-doorbroken groepen, zo leert oud van jong en omgekeerd.

Als nieuwe school zijn we ook permanent op zoek naar wat nog beter kan. Dat maakt dat we veel rond de tafel zitten om de dingen die we doen te evalueren. We evalueren op drie niveaus: school, leerkrachten en leerlingen. Ook met onze kinderen evalueren wij dus geregeld. We toetsen ad wat ze vinden van de dingen die zij, maar ook wij doen. Meer informatie over hoe wij evalueren zien, vind je in het artikel “Samen leren = samen evalueren”, van onze collega en kleuteronderwijzer Marc Papanikitas (in: “Kleuters & ik”, jrg. 33/1 – 2016/17, uitg. CEGO).

 

Zelfsturende teams en leiderschap

We vullen het begrip ‘team’ ruim in. Iedereen kan in een team: de poetsvrouw, vrijwilligers, het administratief personeel, de leerkrachten, … Wanneer we op tweedaagse gaan of een feest organiseren, is iedereen erbij. Zo leer je elkaars standpunt, rol, invalshoek, talenten heel goed kennen. Zo groeit wederzijds respect.

Ik ben niet bij alle teamgesprekken aanwezig. Ik wil vertrouwen geven aan het team, daar staat en valt alles mee. Als je aan kinderen vertrouwen wilt geven, in wat ze zelfstandig kunnen en wat ze willen leren, dan moet je dat als individu en team voorleven. Als we zelfsturend leren bij kinderen belangrijk vinden, heeft dat tot gevolg dat ik met mijn team niet top-down kan werken.

Ik merk dat dit heel hard wordt geapprecieerd. Ze nemen dat vertrouwen en beschamen het niet. Je krijgt een ander soort leiderschap: leiding over jezelf, samen verantwoordelijk voor welzijn en welbevinden bij iedereen.

 

Een voorbeeld. De poetsvrouw poetst niet alleen, ze zet koffie, doet mee de voor- en nabewaking, heeft ook informeel contact met ouders. Maar onderhoud is wel haar verantwoordelijkheid. Dus zit zij mee in het team 'logistiek'. Die heeft de verantwoordelijkheid over preventie, de schoolorganisatie, veiligheid, de inrichting van bergplaatsen, enzoverder. Elk team bepaalt de noden en het vergaderritme.

We hebben inspiratie geput uit het KWIC-model, dat helpt zelfsturende teams te creëren. We hebben KWIC-teams als: het 'kernteam', de pedagogisch-didactische werking, de 'brede school', alles wat een link heeft naar ouders, … Daarnaast kennen we ook werkgroepen: ’COKO’ – 'communicatie Kosmos’; werkgroep speelplaats/tuin; werkgroep Centiment, zijnde het feestcomité; de Kosmosband - ouders die met muziek bezig zijn. We startten een ecogroep op die de ecologische visie van de school verdiept en realiseert, samen met leerkrachten en ouders, en later ook de leerlingen erbij. Als je bij deze teams of werkgroepen ouders of vrijwilligers wilt betrekken, dan heeft dit gevolgen voor bijvoorbeeld het vergaderuur.

Het engagement van dit team is enorm. Niemand kijkt hier op een uurtje. Er is een grote betrokkenheid ten opzichte van de school, de kinderen, de ouders. Wat ik hier zie van teamsfeer en engagement heb ik nog nooit meegemaakt. Er is een zeer hoog welbevinden, daar zijn we uitmuntend in. Daarom investeer ik veel tijd en energie in nieuwe aanwervingen. Ik zoek echt mensen die hier matchen.

(c) Kosmos

 

3. Wat is de drijfveer, de dwang of drang om te vernieuwen?

We zetten sterk in op de talenten van onze leerkrachten. Al onze mensen staan in co-teaching. In de kleuterklas betekent dit dat een team van 4 leerkrachten samen voor een 100-tal kleuters. Dat wil niet zeggen dat we alles altijd samen doen. Zo houden we kringgesprekken soms apart, bijvoorbeeld met de allerkleinsten.

Traditioneel sta je als leerkracht in je eentje voor de klas. Je bent dus de enige die verantwoordelijk is voor het leren van al die kinderen, voor àlle vakken én muzische vorming én … Je moet alles kunnen en in alles uitblinken. Daarin is ons onderwijs volledig fout georganiseerd. Een leerkracht heeft zijn/haar talenten maar is niet in alles goed. Een deel van onze leerkrachten droeg een rugzak uit het verleden mee. Zij wilden niet meer in een situatie terechtkomen vanwaar ze kwamen. Ze zaten in schoolteams tussen leerkrachten die onvoldoende gemotiveerd waren, het beleid was te sterk top-down gericht, ze konden niet meedenken, er werd heel sterk in hokjes gedacht, ook naar de leerlingen toe, kinderen kregen onvoldoende kansen, ... Ze wilden dit verleden van zich afschudden: “Als we niet in Kosmos konden komen werken, stonden wij wellicht niet meer in het onderwijs.”

Samenwerking is nodig. Wij plaatsen de leerkrachten niet in hokjes: één voor taal, één voor rekenen. We werken met gedeelde verantwoordelijkheden. Sommige kinderen hebben behoefte aan extra opdrachten. Die krijgen specifieke taken. Er is altijd een leerkracht die zich erover ontfermt: 'deze week pak ik die groep', 'ik ga deze week die activiteit trekken', alles vanuit goesting.

 

4. Wat geeft energie om dit te realiseren? Wat maakt dat je vernieuwing slaagt/zal slagen?

We realiseren een grote tevredenheid bij de ouders. De ouders én de kinderen houden ons regelmatig een spiegel voor; de ene keer is het een spiegel die ons aanzet verder te gaan in de vernieuwing, de andere keer moeten we een stapje terugzetten. De voortdurende zoektocht naar dit evenwicht vinden we bijzonder boeiend.

 

5. Indien je al effecten/impact van de vernieuwing ziet, welke zijn die? Voor welke deelgroepen (leerkracht, team, leerlingen, ouders, …) zie je effecten?

Het valt nieuwe leerkrachten, die ook al elders gewerkt hebben, op hoe mondig onze kinderen zijn, hoe ze in kringgesprekken aan het woord komen, hoe ze meedenken en mee-redeneren, …

Ik geloof dat wat je met je team doet, effect heeft op de kinderen. Er is een hoog welbevinden in ons team, we hebben een grote groep betrokken ouders. Vele ouders zijn sterk betrokken omdat dit ook de school van hun eerste keuze is. We nemen veel tijd voor infomomenten voor hen. We proberen de mensen in een open sfeer alles te laten zien wat we doen. Ze mogen te allen tijde komen kijken en hun vragen stellen. Bovendien kan elke leerkracht hier de rol van informator innemen, dat is niet enkel een taak voor mij als directeur. Dat heet responsief vermogen: elke leerkracht kan vertellen wat we doen en waarom we dat doen.

(c) Kosmos

 

6. Wat zijn mogelijke hindernissen, onzekerheden bij de vernieuwing? Op welk vlak kun je ondersteuning of hulp gebruiken?

We steken veel tijd in sociale vaardigheden, maar er zijn ook andere doelen. Als men ons vraagt, “zijn ze voldoende voorbereid op de samenleving?”, dan antwoorden we “jazeker”. Maar ik er niet zo zeker van of ze voldoende zijn voorbereid op het klassieke secundair onderwijs. Maar die eerste zekerheid is wel de belangrijkste.

Soms denken we dat we slachtoffer zijn van ons eigen succes. Er komt immers een grote groep leerlingen binnen met veel leerproblemen. Daarvoor zorgen is niet evident en zet druk op het draagvlak. Het blijft zoeken naar een mooi evenwicht tussen alle doelen die we onszelf stellen.

 

7. Waar zou je graag binnen 3 jaar staan, voortbouwend op wat je nu al bereikt hebt of in gang zet met deze vernieuwing?

Ik hoop ooit onze leerlingen die in het secundair zullen zitten, terug te zien en vast te stellen dat het goed met hen gaat. En veel later: dat ze het goed stellen als volwassenen. Daar doen we het toch voor, niet?

Voor de rest wil ik een aangepast gebouw, een even enthousiast team. En steeds verder bijschaven. Zo zou ik graag een nóg sterker geheel willen maken van kleuter en lager, dat het nog meer door elkaar loopt. Groeien houdt nooit op.

Het doordeweekse leven bij de kleuters ...

De kleuters starten met een ‘kring’. Er zijn drie kringen voor de kleuters van 3 tot 5 jaar. De allerjongste kinderen zitten in de kring bij Meester Marc. Die houdt een korte kring, dit is een klein ritueel met een bewegings- en muziekmoment. Elke kring heeft zijn kringleerkracht. Die legt uit wat er die dag gaat gebeuren. Daarna verspreiden de kinderen zich over de hele school en nemen ze tot half elf deel aan een activiteit waartoe zij zich aangetrokken voelen. Elke leerkracht staat in voor een activiteit. Over het soort activiteiten wordt goed nagedacht: wat hebben kinderen nodig?

Om half elf komt iedereen samen voor het fruitmoment in de ontmoetingsruimte. Dan trekken ze hun Kosmosjasje aan en gaan ze met de bolderkar voor een uur op trektocht in het park. Daar zijn ook enkele vrijwilligers bij. Er zijn veel mogelijkheden voor vrij spel, maar er wordt ook op een explorerende manier gespeeld, met basic materiaal.

Om 12 uur komen ze terug naar binnen, wassen de handen, eten samen met de leerkrachten. Ik ga daar ook graag bij zitten. Wij zitten verspreid tussen de kinderen. Na het eten kunnen leerlingen rusten of vrij in de ruimte of buiten spelen. Om tien voor twee begint terug een aanbod van activiteiten, tot aan de avondkring.

Soms trekken we in de namiddag met de oudste en/of sterkste kinderen wat verder in het park. Zij noemen dat dan ‘het bos van Margot’, ‘het kasteel’, ‘de plaats waar de krokodil ligt’, ze verzinnen eigen namen voor delen van het park.

… en in het lager

In het lager onderwijs hebben de leerlingen een weekplan. In het eerste leerjaar geeft de leerkracht de meeste opdrachten een plaats in die weekplanning: waar, wat, wanneer. In de andere jaren kunnen ze dat dan zelf doen. Sommigen hebben instructie nodig, anderen niet. Bij de evaluaties zien we of het hen lukte of niet. Indien nodig, wordt de leerling soms terug naar de instructie gestuurd. Sommige leerlingen zijn hun leeftijd vooruit en hebben een ontwikkelingsvoorsprong. Dat wil niet zeggen dat die naar een hogere klas gaan. Ze krijgen wel extra uitdagingen, een individueel verdiepingstraject.

De ‘allersnelsten’ krijgen een miniprojectje. Zo is er een kind in het derde leerjaar dat sommige zaken van het vierde volgt. Ze kreeg ook een uitdaging waarrond ze aan de slag wil gaan. Zij wilde naaien, een kleedje maken. Ze heeft een model gekozen uit een bib-boek. Nu, ik kan wat naaien en dus komt ze om de zoveel tijd naar mijn bureau om verder aan haar kleedje te werken. Dat proces heeft ze in een boek gegoten en gaat ze binnenkort voorstellen. Aan de naaimachine heeft ze geleerd om rustig te zijn, te focussen.

Type locatie:

Comments

Je moet ingelogd zijn om te kunnen reageren