Stap voor stap vakoverstijgend werken integreren in het secundair onderwijs

Fien Bombeke - Leerkracht PO en MO

Vakoverstijgend werken is een deel van wat wij doen als kunstenaars. Wij combineren, maken en bouwen, passen dingen aan, experimenteren, verplaatsen, zoeken naar betekenissen (soms in het betekenisloze), raken aan, voelen, ontdekken en creëren, we koesteren en verfraaien, recreëren en verbeteren, drukken uit, gaan achteruit en dwalen ook soms af. Maar creativiteit schuilt in alles wat we doen. (Fautley en Savage, 2011)

Wat Fautley en Savage hier eigenlijk zeggen is dat wij, kunstleerkrachten, lef hebben. Ballen aan ons lijf om nieuwe dingen te proberen. Lef? Ik? Neen hoor. Mijn vlot slaat om, ik kan niet zwemmen en heb geen eten meer om de dag door te komen. HELP!  
Dát is wat er soms in mijn hoofd omgaat tijdens een dag in de klas. 

Maar dan bedenk ik me: 
‘Het is gewoon weer een muur, Fien. Je hebt gewoon een lang stuk touw en een zetje nodig,’ en het is dat zetje dat vakoverschrijdend werken mogelijk maakt. 

Vier jaar geleden was ik net afgestudeerd voor plastische opvoeding en studeerde ik nog muzikale opvoeding bij. Ergens tussen een Sonatine van Haydn en een module basgitaar door, werd me gevraagd om les te komen geven. Plastische opvoeding in het derde jaar en MO in het vierde. De directeur van de school had opgevangen dat mijn eindwerk over vakoverschrijdend werken ging en vroeg of ik het op termijn zag zitten om beide vakken te gaan combineren.

Mijn eindwerk? Dat ding dat mislukt was omdat niemand het wilde testen? 
Ik mocht er zelf aan beginnen. En na twee jaar testen en ontwerpen was het vorig jaar zover. Het vak MP, muzikale en plastische opvoeding, werd dankzij dat eerste zetje geboren.

De leerlingen van de tweede graad krijgen nu twee jaar lang het combinatievak en niet meer plastische opvoeding in het derde jaar en muzikale opvoeding in het vierde jaar. Hierdoor krijg ik meer kansen om ruimte te laten voor experiment (in het derde) en verdieping (in het vierde jaar). Terwijl de omvang nog steeds slechts 1 lesuur is in elk jaar, lijkt er tijd gecreëerd en ik kan in het vierde jaar verder bouwen op de leerstof van het derde. Om dit ook naar evaluatie toe concreet te maken zijn we op zoek gegaan naar een manier om de twee leerplannen te combineren. Die werden letterlijk naast elkaar gelegd en uiteraard heeft elk leerplan zijn eigen vakgebonden doelen, maar heel wat doelstellingen kwamen goed overeen of waren verenigbaar. De leerlingen hebben nu een lijst van twintig doelen in hun cursus en elke opdracht wordt beoordeeld aan de hand van die doelen.

Vakoverschrijdend werken is voor mij een back-to-basics systeem. Leren door verschillende contexten te koppelen aan één gegeven om op die manier meer inzichtelijk vaardigheden en kennis te gaan combineren. Want ik geloof dat kennis beter of langer blijft hangen wanneer je ze meteen toepast en wanneer dit in verschillende contexten gebeurt. 

Er zijn verschillende gradaties van vakoverschrijdend werken en het is belangrijk te beseffen dat al bij het eerste niveau leerwinsten zichtbaar zijn. Het ‘Aha’- gevoel. 

Wanneer er tijdens een vak verwezen wordt naar een ander, spreken we van fragmentering. Gewoon duidelijk maken dat jij niet de enige bent die hierover vertelt maakt al een verschil. Vanuit die fragmentering kan je een stapje verder gaan naar correlatie. Samen met collega’s werken rond eenzelfde thema, maar nog wel elk in zijn eigen klas en met eigen opdrachten. In het midden heb je fusie. Wanneer een opdracht of thema wordt uitgewerkt door een groep leerkrachten die elkaars opdracht ondersteunen en/of mee vormgeven. Een projectweek is hier een goed voorbeeld van. Dit wordt samen uitgewerkt en er is ook een gezamenlijke evaluatie, maar elke leerkracht is nog verantwoordelijk voor zijn deel. Deze drie niveaus zijn nog heel leerkrachtgestuurd. Vanaf het vierde level; integratie, staat de leerling meer centraal. Dat is wat wij doen op school met de combinatie van MO en PO. Ik werk met een thema en aan elk thema is een beeldopdracht en een muziekopdracht gekoppeld. Het is door die twee uit te voeren dat de leerstof zichtbaar wordt. Daar komt nog bij, dat er de ruimte is voor de leerling om zelf keuzes te maken en leerinhouden te ontdekken. 

Het integraal onderwijs, niveau vijf, is mijn ultieme droom. Vanuit problemen, casussen en onderzoeksvragen gaan de leerlingen aan de slag over alle vakken heen. Ze voeren zelf het onderzoek naar de verschillende leerinhouden en stellen zelf hun doelen op. De leerkracht zorgt voor ‘leer-kracht’ en treedt op als coach

Het is in het huidige onderwijssysteem niet altijd evident om die laatste niveaus systematisch te gaan toepassen, maar hier en daar zijn er gelukkig mazen in het net. Het is aan ons, leerkrachten om die te durven zoeken en vergroten. Om naar buiten te durven zwemmen. En dát is volgens mij het lef dat bedoeld wordt. 

Ik denk dat we soms nog teveel gefocust zijn op de leerplannen van elk vak afzonderlijk. Begrijpelijk ook want het is dan ook al een hele klus om al wat wordt opgelegd door de overheid af te vinken. Maar we mogen niet vergeten dat we werken voor en met mensen, jongeren, die stiekem nog heel leergierig zijn, maar heel kritisch staan ten opzichte van inhouden. Het vak muzikale en plastische opvoeding heeft in het ASO wel een heel algemeen karakter. Iedereen moet het volgen en velen vragen zich af waarvoor het nodig is. 

Maar ik probeer zoveel mogelijk om andere vakken en leerinhouden te gaan combineren. Die combinatie van muziek en beeld als een vak opent voor mij de mazen in het net. En ja. Ik heb heel gemakkelijk praten. Ik heb een open leerplan en kan echt helemaal kiezen hoe ik mijn jaar vul, maar elke leerkracht die vakoverschrijdend wil werken moet een beetje ruimte hebben, krijgen of (durven) nemen

Niet elk onderwerp en elk vak leunt hier evengoed bij aan. Vooral met de vakgroepen geschiedenis en Nederlands kan ik goed samenwerken. Wanneer de leerlingen het boek 'Jonkvrouw' moeten lezen voor Nederlands en er voor geschiedenis de maatschappelijke context voor moeten bespreken, maken ze er voor mijn vak een nieuwe cover voor waarin ze die maatschappelijke context of een deel van het verhaal vormgeven. De drie opdrachten en evaluatiecriteria staan op 1 fiche en we verbeteren om beurt volgens de doelstellingen die we uit onze leerplannen halen. Sommige doelstellingen zijn ook hetzelfde en worden door beide partijen geëvalueerd. Hier zitten we in de fusie fase. Ook tijdens de culturele dag in Antwerpen wordt de link tussen geschiedenis en MP gelegd rond het thema barok. Ik plan dan ook kunst- en beeldbeschouwing in mijn lessen en ga dieper in op de leerinhouden van geschiedenis waar de maatschappelijke context aan bod komt. Zij halen bijvoorbeeld de term clair obscur aan en in mijn les gaan ze dit ook letterlijk toepassen. Tijdens de culturele dag werken de leerlingen in groepjes aan opdrachten die zowel voor geschiedenis als muzikale- en plastische opvoeding meetellen. Dit neigt al eerder naar integratie en vraagt een nauwere samenwerking. 

Benodigdheden voor vakoverschrijdend werken:

  • Draagkracht vanuit de directie. Ik heb carte blanche op school en mag hiervoor mijn pollekes kussen. De directie staat achter het combinatievak MP en achter mij als uitvoerder ervan. Dat zorgt ervoor dat ik mag experimenteren, mag falen, mag groeien en dat is belangrijk voor innovatie.
  • Praten en luisteren. Ik geef nog niet zo lang les, maar heb gemerkt dat leerkrachten heel goed kunnen spreken, maar soms minder goed zijn in praten met en luisteren naar elkaar. Ieder zijn ding, toch? Maar durf elkaar aan te spreken over vakinhouden. Ik ontdekte pas vorig jaar bijvoorbeeld dat in de lessen bio ook geluid en gehoor aan bod kwam. Iets wat perfect aanleunt bij muziek. Praten en luisteren kost geen tijd en wie weet kom je wel tot leuke ideeën.
  • Wissel uit. Niet enkel qua idee, maar iets waar ik echt voorstander van ben, maar nog niet heb kunnen uitvoeren is bij elkaar gaan lesgeven. Ik wil in geschiedenis wel eens een kunststroming gaan toelichten en de leerkracht bio mag ook mijn uur gebruiken om het gehoor toe te lichten. Op die manier vul je elkaar aan. 
  • Muren om tegen te botsen en over te klimmen

“Hoe kan men vakoverstijgend werken integreren in het secundair onderwijs?” Dat was de onderzoeksvraag van mijn eindwerk. Het antwoord dat ik toen als conclusie gaf was ‘Stap voor stap’. En nu, vijf jaar later, voel ik dat de afstand tussen die stappen steeds kleiner wordt. Onderwijsland biedt de mazen in het net. Het is gewoon een kwestie van ze te vinden en te zwemmen. 

Fien geeft les op het Sint-Jozefsinstituut in Ternat. Je kan haar avonturen volgen via de blog: https://nieuwopschool.wordpress.com